Van jachtakte naar omgevingsvergunning jachtgeweeractiviteit

De afspraak is gemaakt; mijn jachtakte wordt niet meer verlengd, maar wordt vervangen door een ‘Omgevingsvergunning jachtgeweeractiviteit’.

08:10 uur. Als ik op de afgesproken dag op het politieterrein langs het hokje van Bijzondere Wetten rijd brandt er nog geen licht. Nadat ik de auto geparkeerd had keek ik voor de zekerheid toch maar even in de agenda: ja er stond toch echt 08:15 uur. Langzaam liep ik naar het gebouwtje waar ik moest zijn. Ik zag een schim en niet veel later nog eentje. Er waren dus toch mensen binnen. Ik meldde mij bij de balie. “Ja, ga maar even zitten”. De politievrouw wees mij vriendelijk naar een stoel. Ik had expres heel vroeg in de ochtend een afspraak gemaakt zodat ik niet lang binnen hoefde te zijn vanwege uitlopen van afspraken van collega-jagers.

08:20 uur. “He Son, wil je een bakkie thee?” “Ja hoor Suus, we nemen er gewoon nog een”. Suus, want zo heette de andere politievrouw kennelijk, kwam dood gemoederd twee kopjes thee halen in de wachtruimte. “Son, we doen rustig aan hoor”; hoorde ik haar zeggen.

08:25 uur. Twee andere mannen kwamen ook voor verlenging of eigenlijk omruiling van hun jachtakte. Zij wilden zich meldden, maar werden direct op hun plaats gezet. “Ga maar even zitten. Jullie moeten even wachten”.

08:30 uur. Ik vroeg aan de balie waar het oponthoud door kwam. “Oh, gewoon een update van de computer. Duurt nog 21 minuten meneer, daar kunnen wij ook niets aan doen!” Ik durfde te vragen of het licht misschien ook kapot was of aan een update toe. “Nee meneer, wij prefereren daglicht. Daglicht is zo veel beter voor je ogen.”

08:35 uur. Een vierde man stapt binnen en liep op de balie af. “Zitten, daar”; even dacht ik dat de politievrouw haar hond mee naar het werk had genomen. Het bleek toch voor de man bedoeld. De man sputterde dat hij zijn jachtakte kwam terughalen omdat hij een telefoontje van afdeling Bijzondere Wetten had gehad en dat hij die vandaag op moest halen want: DE JACHTAKTE WAS NOG GELDIG TOT 1 APRIL VAN DIT JAAR! EN PAS NA 1 APRIL MOET JE DE JACHTAKTE PER POST NAAR DE POLITIE STUREN. De man legde uit dat hij zeker tot en met 1 april geen schade zou bestrijden dus zijn akte daarom vast had toegestuurd. Maar dat is fout, want dat mocht pas na 1 april. ‘Ik zal even kijken meneer”. Son verdween naar achteren. “Nee niks. Hier ook niet. Nou ja????” De man kreeg een frons op zijn gezicht. “Ik ga nog even voor u kijken meneer”.

08:45 uur. “Nee meneer, we kunnen uw jachtakte niet vinden”. “Maar ik ben door jullie afdeling gebeld dat ik het vandaag op moest komen halen. En ik dacht dan ga ik maar vroeg dan is het nog niet zo druk”; zei de man. “Ik zal even naar de postkamer bellen of zij iets weten”; zei Son. Na het telefoongesprek met de postkamer bleek de jachtakte de dag ervoor per post naar de man zijn huisadres te zijn verstuurd. Voor Jan met een hele korte achternaam naar het politiebureau gekomen.

08:51 uur. ‘Oh Suus Hij doet het. We kunnen!” “Meneer Brand! Hallo, heeft u alles bij de hand?” “Al een hele tijd”; zei ik. Terwijl mijn papieren in orde werden gemaakt mocht ik weer even wachten. De twee mannen waren aan de beurt. “Wie van u tweeën was er eerst?”; zei Suus. De man die als eerste opstond zei dat dat niet uitmaakte. Ze waren tenslotte broers. De man overlegde zijn papieren. De politievrouw keek in de computer. “Dit kan niet. Dit gaat fout! U bent niet de jachthouder en jachthouders moeten VOOR mensen met een in of buiten gezelschapsverklaring”. “Dat maakt nu toch niet uit want hij is mijn broer en tevens jachthouder”; zei de man. “Nou dan had hij zich eerst moeten melden. Want hoe groot is het perceel waarop u buiten gezelschap mag jagen?”; vroeg Suus. “407 hectare”; zei de man. “Oh, u weet het wel”. Ze kibbelde nog even door.

09:00 uur. Mijn papieren werden mij aangereikt. “Wilt u hier en hier nog even tekenen?” Ik plaatste mijn handtekeningen in de juiste hokjes. “Oh ja, wilt u nog even 72 euro betalen”; vroeg Son. “Nou liever niet”; zei ik.

09:08 uur. Bijna een uur later stond ik weer buiten. Ik heb zo’n idee dat er collega-jagers zijn waar het wat vlotter ging.

Geluk zit in kleine dingen

De eerste echte warme dag is een feit. Terwijl ik een echt lekkere kop koffie in de tuin drink hoor ik veel geluiden. Geen gegil van buurtkinderen. Geen startende auto’s of motoren. Geen buren die met visite in de tuin zitten. Uitsluitend het roeren van mijn koffielepeltje in de koffie. En als ik het roeren staak beleef ik de rust en de stilte pas echt. Ik weet mij door veel bloesem en bloemen in knop omgeven. Hier en daar bloeien de eerste bloemen. De bloesem van de pruimenbomen en perenboom worden druk bezocht. Een zachtjes zoemen van bijen en hommels. De koolmees die zijn tjirpende jongen voedt. Een zachte bries over mijn wang. Het ruisen van de wind door de bladeren van de kronkelhazelaar. Ik verdwaal in mijn dromen. Komt het nog, ons eigen huisje in Noord-Frankrijk? De zon verwarmt mijn kale hoofd. Mijn kin laat ik rusten op mijn borst. Het is zo lekker die warmte op de kale bats. Ik nip wat aan mijn koffie. Ik voel de energie in mijn lichaam stromen. Even een moment van geluk die zich van mij meester maakt. Een geluksgevoel, niet duur, wel heel waardevol. Dan is de koffie op en roept het werk weer. Vandaag werk ik vanuit huis.

Oorverdovende stilte

De herfst is ingetreden. Het is fris buiten. Zo’n dag met regelmatig een bui en dan weer droog. Gisteren dacht ik nog: ‘Ik moet weer eens bij hem op bezoek. Het is te lang geleden’. Een paar dagen ervoor wilde ik mijn vader bellen omdat ik gestart was met een mooie opdracht. Elke dag belde ik hem om de dag van hem en mij door te nemen. Altijd tussen 18:00 uur en 18:15 uur, dan kon hij erop rekenen.

Het is stil als ik het huis binnenstap. Oorverdovend stil! Er is nog niemand. De meubels staan er geordend bij. Zijn jas hangt op de kapstok. Zijn schoenen staan er netjes onder. Zijn portemonnee ligt in het laatje van het dressoir. Zijn bijbeltje ligt in zijn nachtkastje naast zijn horloge. Zijn postzegels liggen onaangeroerd in zijn kantoortje. De waxinelichtjes bij de foto van mijn moeder zijn uit. Zijn kopje met het lepeltje er in staat in het keukenkastje. In afwachting van mijn broer betreed ik de verschillende ruimtes. Eigenlijk om te kijken waar mijn vader is, wetende dat hij nooit meer in zijn ‘kantoortje’ of in zijn slaapkamer is. Ik hoop op een wonder; dat hij even naar het toilet is en even later vrolijk de kamer in komt lopen. Wetende dat er ook niet vanuit een kamer klinkt: ‘Wil je een kop koffie? Zelf even zetten!’ Heerlijk als ik aan dit soort uitspraken terugdenk. Maar die uitspraken hoor ik niet meer. Het is te stil in huis. Geen levendigheid. Geen leven. Ik heb moeite met het accepteren, maar hij is er niet meer. Ik mis zijn ondeugendheid. Ik mis zijn aanwezigheid. Ik mis zijn plezier.

Hij leerde ons dat van hard werken je beslist niet doodgaat. Hij leerde ons respect te hebben voor anderen, ongeacht geloof, huidskleur of gender. Hij leerde ons toen we 10 jaar oud waren hoe onze band te plakken als ie lek was. Hij leerde ons dat je best iemand in de maling mag nemen, maar niet ten koste van die persoon, maar met die persoon. Hij leerde ons de stropdas knopen volgens de Windsor-methode. Hij leerde ons manieren b.v. iemand die ouder is met ‘U’ aanspreken; hoe je een wijnglas vasthoudt of dat je bestek vanuit de buitenkant van het bord naar binnen gebruikt. Hij leerde ons wat dankbaarheid. Hij leerde ons dat als je iets weggeeft je dat zelf niet tekort hebt. Hij leerde ons vragen om hulp, als je dat nodig had.

Hij was graag onder de mensen. Waren er twee feestdagen zoals Pasen of kerst, dan verbleef hij steevast een dag bij mijn broer zijn gezin en de andere dag bij mij en mijn gezin. Als MijnLief avonddienst had ging ik bij hem koken. Het liefst iets met wild, hij genoot dan. Hij was gek op menselijke drukte en het contact. In de kerk zat hij op het achterste bankje. Zo kon hij iedereen begroeten en zien wie binnenkwam. En ja, iedereen groette hem. Na afloop van een kerkdienst een kop koffie in de kerk drinken en even babbelen met zijn bekenden. Zomaar een eindje toeren met de auto in de polder. Heerlijk vond hij dat.

De begrafenis is geweest. De eerste schok is achter de rug. Nu moet het huis leeg. Samen met mijn broer dwalen we door de spullen van mijn vader. We dwalen door zijn leven. Zaken moeten weggegooid, andere zaken krijgen een herbestemming, weer andere dingen worden door mijn broer of door mij bewaard en krijgen een ere-plaatsje in onze huizen. Alles gaat door onze handen. Een voor een volgen foto’s, documenten, papieren, geschreven krabbeltjes, oude agenda’s, boeken, dvd en cd’s elkaar op. Alles bekijken we als ware het trofeeën. Soms zeggen we niets. Soms lachen we om de truttigheden die we tegenkomen. Dan lachen we weer om de serieusheid waarmee papieren werden bewaard. Soms herinneren we ons een gebeurtenis die hoort bij hetgeen door onze handen gaat. We ruimen het huis leeg. Wat achterblijft is een omhulsel van waarin mijn vader lachte, verdriet had, plezier had, genoot, leefde. Ik weet dat het niet anders kan. Het huis moet leeg, maar het voelt slecht. Voor mijn gevoel ruimen we mijn vader op.

Ik mis zijn gezelligheid. Ik mis zijn wijsheden. Ik mis zijn verstrooidheid. Ik mis… ik mis HEM.

Coronagriep

Ja, dat dacht ik; Corona als een soort griepje. Nou het valt tegen kan ik uit ervaring zeggen. Mijn kinderen heb ik altijd geleerd ‘zolang je niet hoeft te kotsen ben je niet echt ziek’. Dus wel beroerd, maar niet kotsen betekende: gewoon naar school of naar het werk. Heel kortzichtig ervaar ik nu aan den lijve. Man man man wat valt mij dit zwaar. De plakkende vermoeidheid die mij achtervolgd. Het constante hoesten. De koorts of later de verhoging die mij achtervolgde. ’s Morgens direct na het wakker worden de hoestbuien alsof ik dagelijks 3 pakjes zware Gauloises weg rook. Maar ook het verplichte binnen blijven valt zwaar. Niet op bezoek kunnen gaan bij dierbaren zoals mijn vader. Door de dementie bij mijn vader dringt niet alles meer zo helder tot hem door. Dat ik niet frequent op bezoek kom, dat merkt hij wel weer op. Of het niet mogen ontvangen van bezoek vind ik ook zo stuitend. Natuurlijk snap ik dat dat niet kan omdat de kans bestaat iedereen te kunnen besmetten. De eerste week was ik nergens toe in staat. Nu, de tweede week, werk ik vanuit huis. Er is telefonisch contact met het werk en contact via Teams. Maar, het is niet hetzelfde. Ik probeer het voor mijzelf zo werkbaar en aangenaam mogelijk te maken: Spotify aan met mijn favoriete soul- en funkmuziek, planning van de renovatie erbij, e-mail-programma open. Maar het is niet hetzelfde. Ik kan niet fysiek over de te renoveren afdelingen lopen om de vorderingen te controleren. Ik kan niet fysiek even een motiverend praatje houden met de TD’ers en de overige werklui. Dat stoort mij in hoge maten. Ik heb behoefte aan het fysieke contact. En zodra ik vanuit mijn kantoor thuis naar beneden loop om een kop koffie te pakken moet ik beneden eerst even gaan zitten om bij te komen van de vermoeidheid van 1 trap afdalen. Nee, Corona is niet zomaar een griepje.

En dan heb je het toch te pakken

Al ruim twee jaar heb ik de boel kunnen ontlopen. Twee jaar van voorzichtig zijn, van overdreven handen wassen, niezen in je knieholte, een wind laten in je elleboog. En dan toch, ineens snel moe, af en toe wat kortademig, hoesten, wat verhoging, geen eetlust. Maar even een sneltest doen… negatief, dat is positief toch? Een zomergriepje dus. Ik voelde mij moe, hondsmoe. Kortademig, niet zomaar verhoging maar toch koortsig. De dag erna toch maar weer testen… positief! Corona! En die moeheid blijft. Van het ene op het andere moment ruik ik niets meer. Daardoor smaakt ook alles anders.

Vanwege mijn hooikoorts gebeurde het vrij frequent dat ik moest niezen en tranende ogen had. Als ik dan buiten de deur kwam of op kantoor aan het werk was en moest niezen keek ik eerst om mij heen of ik niemand zag om mij daarna aan mijn niesbui over te geven. Stom eigenlijk, maar niezen en hoesten maakt je direct een verdachte; ‘He, hij lijkt ziek, hij niest’. ‘Oh, hij niest in zijn knieholte en het had in zijn elleboog gemoeten. Dat is fout!’ 

Ik voel mij beroerd en het duurt nu al anderhalve week. Het is wel weer zo dat ik vanuit huis mijn werk kan doen, dat is wel prettig. Ik ben bezig en hang niet meer op de bank als een dood vogeltje. Corona kwam harder binnen dan gedacht.

Vette fitness

Al een aantal jaren sloof ik mij uit in de sportschool. Eerst in Drunen bij de sportschool van Frits, een goede vriend. Tegenwoordig dicht bij huis. Twee, soms drie keer in de week schuif ik de sportschool binnen en sleur aan apparaten dat het een lieve lust is. Gewichten gooi ik zowat door het plafond, kettingen trek ik met gemak van de apparaten en ik probeer te bankdrukken. Soms gaat dat met een rood hoofd bijna letterlijk. Laten we het erop houden dat ik mijn stinkende best doe. Het zweet guts van mijn hoofd, geloof me, ik doe echt mijn best.

Dan zijn er ook vaak momenten van verbazing. Verbazing over de wijze waarop mensen de sportschool bezoeken. Eigenlijk met name over de wijze waarop de dames gaan sporten. En dan denk ik aan make-up en kledingkeuze. Je gaat als vrouw sporten, niks mis mee, hardstikke goed!. Maar waarom moet dat zwaar opgemaakt; valse wimpers, rouge, nagellak, rode lippenstift. Dan de kledingkeuze; die is soms opmerkelijk te noemen. Gisteren bijvoorbeeld was er een vrouw in een zeeeer strakke modieuze legging. Zo strak dat je de kamelentenen duidelijk zag zitten. Ze waren nogal groot, zal ik maar zeggen. Dit alles afgewerkt met een klein topje waar de te grote borsten voor dit kleine lichaam bijna uitrolde. Twee kegelballen in een knikkerzak proppen lukt ook niet. Maar goed, het was en blijft haar keuze. Ze wilde waarschijnlijk gezien worden. Na elke oefening met gewichten begon ze gymnastische oefeningen tussendoor te doen waarbij ze met haar vingertoppen haar tenen raakte. Alles stond gespannen. Een string kon ik niet eens ontwaren. Maar zou ze dan… zou ze dan geen… Neh!

Vandaag een ander voorbeeld: een andere vrouw, wederom flink opgemaakt, met een zwarte legging met over de legging een fluorescerend kort broekje. Ik denk dat deze vrouw slecht keuzes kan maken. Dit alles was afgewerkt met een zwart BH’tje met daaroverheen een zwart stukje vitrageachtig materiaal. Dit stukje gordijn fladderde dan als een soort cape achter haar aan terwijl ze van het ene toestel naar het andere toestel liep. De zweetdruppeltjes werden heel voorzichtig met een handdoek van haar gezicht gedept, bang om haar make-up te bederven. ‘Verbazing’ was denk ik een betere titel voor dit stukje geweest.

Franse hondenruil

Na een druk jaar met veel werk, veel zorg om mijn vader (Alzheimer), geboorte van weer een kleinkind besloten we er een weekje tussenuit te piepen.

Al jaren huren wij een grotwoning in midden-Frankrijk. Een schitterende streek met veel wild. De meest uiteenlopende diersoorten kom je er tegen. Een korte opsomming: hazelworm, adder, buizerd, ransuil, velduil, patrijzen (in overvloed), fazanten, hazen, edelhert, wild zwijn, ree, muskusrat, om er maar een paar te noemen. Het huisje waar we verblijven ligt in een buurtschap wat omgeven is door verschillende jachtrevieren met roodwild, zwartwild en reeën. Vanuit het huisje loop je langs twee huizen een landweggetje op. En daar, landschap. Zo ver het oog reikt.

Stelt u zich voor: net op de vakantiebestemming in Frankrijk aangekomen. Moe, zon, 23 graden, warm, honden zijn het zat, stijve benen na een lange rit. Ingrediënten om in een zwembad te ploffen en flink af te koelen! Aangezien de honden ook een lange rit achter de rug handen en aan dezelfde ‘ingrediënten’ werden blootgesteld, besloot ik samen met VrouwLief de honden eens goed uit te laten in de naastgelegen heuvels en bosrijke omgeving. Even het bloed in de benen lekker laten circuleren, schaduw onder de bomen, schitterend bosrijk gebied. Er popte een e-mail op van Gert met de aanmoediging om voor 22 april wel de kopij aan te leveren voor een artikel in Hoeksche Waard Groen. Geen druk, geen druk.

In de verte werd gejaagd. De knallen waren duidelijk te horen. En toen werd het stil. Kennelijk einde jacht. We liepen van bospad naar zandpad. Uiteindelijk liepen we flink vermoeid over een minuscuul zandweggetje waar in de verte langzaam een bestelautootje naderde. Langzaam kwam de oude bestelauto naast ons rijden. Het leek wel een culturele film. Roestige, voormalig witte bestelauto, met hier en daar wat extra airconditioning op plekken waar je het niet verwacht. Het raampje ging open en een groezelig oud baasje met alpinopet en een gebroken shagje in zijn tandeloze mond zei plotseling: “Bezjoer! C’est chiens de chasse?” (Zijn het jachthonden?). “Oui”; ‘Ja’ antwoordde ik. “Pahzjezjee sjeh?”; vroeg de man. Ik vroeg de man in mijn beste steenkolenfrans of hij zijn vraag nog eens wilde herhalen. “Pahzjezjee sjeh?” vroeg hij nogmaals. Ik keek vragend naar VrouwLief. Zij spreekt vloeiend Frans, maar ook zij kon hier geen wijs uit. “Désolé, monsieur”. Ik verontschuldigde mij en zei hem dat ik hem niet begreep. De man trok een hondje in de raamopening welke veel weg had van een bij zijn anus binnenstebuiten getrokken hond. Zelden heb ik zo’n lelijk dier gezien. Hij aaide de hond over z’n kop en smeet hem naast hem op de stoel. De man groette en reed weg. Plots snapte VrouwLief wat hij vroeg: “Ne pas chanchez le chiens?”. Wilt u de honden niet ruilen? Wat ben ik blij dat ik dat niet gedaan had. Ik zie mij al lopen met zo’n blaffende afzichtelijk dier aan mijn zijde. Nee zeg!

Ver in de tachtig

Dat je alles langzaam, heel langzaam vergeet. Je vergeet beslist mijn verjaardag niet. Je belt alleen een maand te vroeg om mij te feliciteren. Je gaat om 18:00 uur naar bed omdat het buiten al donker, al nacht is. Logisch. Je hebt gegeten, maar wat je gegeten hebt ligt niet paraat op je netvlies. Maar dat komt wel. Enigszins boos bel je mij. Mijn telefoonnummer ben je niet vergeten, maar dat ik mijn zus vergeet te feliciteren dat kan niet. Alleen ik heb nooit een zus gehad. Met regelmaat kijk je toe hoe ik een hazenpeper, een stoofpot, wildzwijnfilet of erwtensoep met varkenspoot voor je maak. En je vind dan dat WE samen zo lekker gekookt hebben. Je laat mij schrikken als ik bericht krijg dat je aan de andere kant van het dorp bent gevallen en door de mensen waar je hebt aangebeld bent thuisgebracht. Je wilde tenslotte je moeder in het zorgcentrum bezoeken. Echter is zij al meer dan 35 jaar overleden. Meer dan vijftig jaar ging je elke woensdagavond naar de zang. Zingen is je lust en je leven, maar de fut is er uit. Je wil niet meer, dus ben je maar gestopt. We zijn in een leuk gesprek gewikkeld als ineens sommige woorden niet meer willen komen. ’s Avonds bel je mijn schoonzus met de vraag welke trap je nou moet nemen, de linkse of de rechtse, om je loge de slaapkamer te wijzen. Alleen woon je gelijkvloers. Elke dag hebben we telefonisch contact. Altijd tussen 18:00 en 18:15 uur. We luisteren naar elkaar als we de dag doornemen. He jongen, hoe is tie?; krijg ik steevast te horen. Dan vertel ik wat ik heb gedaan. Altijd vraag ik of je nog bent weggeweest, wetende dat je zelden de deur meer uitgaat. Dan vertel je opgetogen dat ma is langs geweest voor de koffie. Ze is zelfs blijven eten tussen de middag! Als ik vraag of je nog weet dat zij zo erg ziek is geweest en dat je haar al die maanden zelf hebt verzorgd totdat… Dan vraag je mij: Is ze overleden? Nee Toch? Nee he? Je bent compleet van je stuk, vol emotie. Langzaam besef je dat zij een aantal jaren geleden is overleden. Nadat je weer tot jezelf bent gekomen vraag je hoe het dan kan dat je haar gezien hebt en dat zij uren bij je was. Op mijn vraag of je genoten hebt van haar aanwezigheid antwoord je: NATUURLIJK! Ik vertel je dat je daar dan gewoon van moet genieten. De volgende keer ga je dat doen zeg je.

Langzaam zie ik je wegglijden naar je verleden. Je toekomst wordt met de dag steeds een stukje moeilijker. Je weet dat je Alzheimer hebt, nu nog wel. Ik geniet van elke herinnering die we nu maken. Wat ik hoop is dat je mijn naam niet vergeet, blijf mij herkennen, dan doe ik dat bij jou.

Een mening nemen

Ik ben van plan een mening te nemen. Daarbij overweeg ik deze volledig op te maken. Misschien dat ik tijdens het schrijven van mening verander, maar verder blijf ik dan bij mijn mening totdat ie op is. Wat speelt er zult u zich afvragen. Er wordt teveel Engels of iets wat daar voor door moet gaan geluld, vind ik. Al enige tijd hoor ik, vanwege het mooie weer zit ik vaak in de tuin, buiten onze tuin binnensmonds gebrabbel. Vrijwel onverstaanbaar. Het was een apart soort dialect dacht ik of het had net zo goed Swahili kunnen zijn. Ik snapte er geen reet van. Het was iets met mondbeweging en rare klanken. Na goed luisteren had het iets weg van verbasterd, half verstaanbaar Engels. “Oh my God. Ben you mij nu aan het kidden? Mean you that? No way!” Ze kreeg antwoord in half vernederlandste klanken: “Nee joh, die dude is in social exile. Hij is gone op alle socials! En hij is thirty two he.” En zo ging de conversatie over en weer. Als dat mijn voorland is, draag mij dan weg. Ik kan hier heel slecht tegen. De Nederlandse taal is zo mooi.

#Eendagnietgeklaagdiseendagnietgeleefd.

Mini-Lief

Ze is drie en babbelt honderduit. Onbevangen, vol energie, onvermoeibaar (zo lijkt het) dartelt ze om mij heen als ik buiten aan mijn dampende mok koffie zit. “He opa, weet je wat wij hebben afgesproken?” “Nou, wat dan”; vraag ik. “Dat we vandaag naar het speeltuintje gaan!”; antwoord ze. “Nee, dat hebben we niet afgesproken, dat is wat jij graag wil.”; zeg ik. Maar ze wil heel graag. Dat blijkt uit alles. Als ik aangeef dat ik bijna mijn koffie op heb en dan zullen gaan klapt ze in haar handen van plezier. Mijn mok zet ik op het tafeltje en maak aanstalten om te gaan. Ze rent vast naar de poort en staat te springen van ongeduld. Achter ons huis is namelijk een speelveldje met een groot klimrek, twee voetbaldoeltjes, twee glijbanen en een klein klimrekje. Als je drie bent is dit de ideale plek om te zijn. Ze rent op de grote glijbaan af en glijdt naar beneden. Dit proces herhaalt ze een keer of tien. Dan rent ze naar het kleine klimrekje. “He opa, hier ligt een mol.”; roept ze. “En hij slaapt zo te zien. Kijk nou, wat heeft hij grote handen!” Ik loop naar haar toe en kijk met haar mee. Ze zit op haar hurken bij de mol. “Lief he opa?” Als ik vertel dat de mol dood is kijkt ze mij ongelovig aan. “Welnee opa, hij slaapt. Kijk maar hij heeft zijn ogen dicht.” Ik vraag haar of de mol stinkt. Ze buigt zich tot ongeveer drie centimeter van de mol af en trekt een vies gezicht. “Ja, hij stinkt heel erg!” “Dan is ie echt dood lieverd.”; zeg ik. “Opa, hij is stinkdood!” En ze springt op. Ze rent naar de andere glijbaan, maar de mol blijft haar fascineren. Ze rent er weer naar toe en buigt zich weer even over de mol. “Zal ik hem toch maar even aaien?; vraagt ze. “Oeh dat is vies want dan ruikt heel je hand naar vieze stink.”; antwoord ik. Direct trekt ze haar hand terug, want dat moet niet zo’n stinkhand. “Hij is stinkdood hoor opa. Laten we maar naar oma gaan, anders wordt ze ongerust.” En hand in hand lopen we terug naar de tuin en laten de stinkdooie mol voor wat ie is; dood.

Nieuw avontuur

Half vijf in de ochtend piept de wekker. Het is zover, vandaag is de dag. Met een knoop in mijn maag laat ik de honden uit. Ontbijten doe ik niet, geen honger. Ik besluit nog even snel de auto vol te tanken. Op een holletje met de auto naar het tankstation. Wezenloos tank ik de auto vol en stap weer in en rijd terug naar huis. Bij binnenkomst staat zoon met zijn koffer en handbagage klaar. Vrouwlief wil toch mee om hem weg te brengen naar Schiphol. We hebben hem vaker weggebracht echter nu is het voor heel lang. Hij gaat er wonen zo was de boodschap. De reis naar Schiphol is hij net zo druk als anders. Vol enthousiasme verteld hij, maakt grapjes, relativeert. Ik krijg voor de zekerheid nog even de vluchtnummers door zodat we online zijn vlucht kunnen volgen. Ik houd mij groot, vrouwlief ook. De rit duurt een uur. Dan rijden we het Schipholterrein op richting ‘Departures’. Door corona staan er nu twee andere auto’s daar waar het altijd megadruk is. Plek zat dus. Ik stop bij het zebrapad bijna voor de ingang. We stappen uit. Hij pakt zijn koffer en handbagage. Voor nu een laatste knuffel, een laatste kus. Ik houd mij groot. Vrouwlief doet dat ook, tenminste dat probeert ze. Het lukt niet helemaal. Op naar Bangkok. Een laatste groet, een zwaai en hij is binnen en uit zicht. We stappen in de auto en breken allebei. De rit terug naar huis is stil. Vrouwlief is in gedachten verzonken. Ik denk aan de vele gesprekken die ik dagelijks met hem had over ondernemen, over onze onderneming, over de toekomst, aan ons beider voorliefde voor een goede kop koffie of over verre reizen, over het opsturen van stekken naar mij van Frangipani’s (tempelbloemen), over mijn hobby: bananen kweken (wellicht gaat hij dat in Thailand ook doen zei hij), over korfballen en training geven aan ‘zijn’ selectie. En natuurlijk aan zijn meisje die daar woont. Al een aantal jaren reisde hij ’s zomers en ’s winters naar haar toe. En ik bracht hem steeds weg naar Schiphol, Frankfurt of Brussel. Nu breng ik hem dus weg voor een veel langere tijd.

In 2019 is hij benadert door de Thaise korfbalbond met de vraag of hij iets voor het Thaise korfbalteam kan betekenen, of hij hen naar een hoger niveau kan brengen. In 2020 zou dit moeten gaan gebeuren totdat corona roet in het eten gooide en er reisverboden uitgevaardigd werden. Nu de wereld weer een beetje ‘open gaat’ heeft hij besloten alvast richting zijn vriendin te gaan en te acclimatiseren alvorens de onderhandelingen definitief met de Thaise bond afgerond kunnen worden. En ik geef hem gelijk! Hij moet zijn hart volgen! Maanden voorafgaande aan zijn vertrek was hij al bezig met de voorbereiding van zijn vertrek: de Thaise taal leren, school in Thailand regelen, inreisvisum bij de ambassade regelen, inreisvisum bij de ambassade ophalen, ticket regelen, 72 uur vooraf COVID-test regelen, airconditioning aan laten leggen in Thailand, kleding aanschaffen. Zijn korfbalteam wat hij trainde organiseerde een afscheidswedstrijd waarbij de nodige cadeaus aan hem overhandigd werden. Zijn vriendengroep organiseerde nog een corona-proof bbq. Met de Thaise taal gaat hij in Thailand verder. Hij heeft zich opgegeven bij een school.

Na wederom een uur terugrijden draai ik de parkeerplaats voor de deur op. Nee, honger heb ik nog steeds niet. Die knoop in mijn maag zit er nog steeds. Een kop koffie dan maar. Dus om half acht ’s morgens zitten we buiten in het zonnetje aan de thee en koffie. Het is stil in huis. Te stil. Ik vind het een rare dag. Maar vrouwlief en ik hebben al afgesproken als de drang naar hem en zijn lief te groot wordt boeken we een vlucht die kant op. Dat is dan weer het voordeel van deze tijd. We hoeven in ieder geval niet een maand met een boot. We schrijven elkaar wel, echter geen brieven maar gewoon Whatsappjes en we Facetimen. Langzaamaan daalt de rust weer in mij terug. Hij kan dit! Ik ben zo vreselijk trots op hem. Ik gun het hem, zijn nieuwe avontuur met zijn lief. Het is nog steeds een rare dag.

Kapotte vrouw

Langzaam trek ik haar gezicht los. Ineens denk ik: ‘Wat kan mij het rotten, ik trek heel het gezicht gewoon van haar af’. En rats… Dat schijnt gewoon te kunnen, geen probleem. Niet veel later besluit ik haar longen er volledig uit te trekken. Ook dat schijnt te kunnen. Even kijk ik wat ik heb aangericht en zucht. Ik besef dat ik het leven van een pop heb gered. Nu nog het leven redden van wat BHV’ers door de wegwerp-gezichten en -longen te vervangen zodat niemand kans loopt besmet te raken.

Na afloop van de oefening rijd ik naar huis en zie onderweg allemaal potentiele slachtoffers. Mijn handen jeuken.

Terug in de tijd

Terwijl ik zo wat verhaaltjes zit terug te lezen moet ik ineens denken aan uitgenodigd worden om te gaan jagen in Frankrijk, maar dan een paar honderd jaar geleden. Hoe zou dat zijn gegaan? Nu informeer je per telefoon of per e-mail of het gewenste bungalowtje, hotelletje of de bewuste campingplek nog beschikbaar is. Nu boek je dat per internet. Per vliegtuig of per auto zit je in een paar uurtjes op je geboekte jachtadres aan een drankje te praten met de jachthouder. Voor diegene die niet in één keer de rit per auto willen maken maar tussentijds overnachten is er de mogelijkheid om ergens nog halverwege een hotelletje of een bed & breakfast te pakken welke weer van alle gemakken voorzien zijn.

Bij aankomst wordt per mobiele telefoon, hetzij mondeling hetzij per Whatsapp, aan het thuisfront gemeld dat je goed en veilig bent aangekomen. Daarna neemt een ieder een verfrissende douche. Per auto ga je nog even naar een hypermarché om daar wat boodschappen voor de komende dagen in te slaan. Het vlees en de andere bederfelijke waar wordt netjes in de koelkast of het vriesvak bewaard. Met een boot met jetstream-aandrijving bekijk je in een paar uurtjes de volledige kustlijn waar het jachtrevier naast ligt. Je maakt de nodige foto’s en video-opnamen om je familieleden thuis te laten zien hoe mooi het was tijdens de jachtdagen in Frankrijk.

Bij thuiskomst melden we via Facebook aan vrienden  en familie hoe het geweest is. Allemaal snelle en moderne verbindingen die we niet meer uit ons dagelijks leven weg kunnen denken. Hoe anders was dit in de middeleeuwen. Ik stel mij het dan als volgt voor:

Als je richting Frankrijk ging moest je zorgen voor een schoudertas, een zadeltas, je wapen bijvoorbeeld een speer of pijl en boog en een warme deken. Je zwaard en je mes had je in een schede om je heup hangen. Je wist tenslotte maar nooit wat je onderweg tegenkwam. Met wat proviand voor de eerste dag vertrok je dan. Na een rit van zo’n veertig kilometer werd er gestopt. Het paard was moe en bezweet en zelf ging het lopen na het afstijgen ook niet geheel moeiteloos, dan liep je het eerste uur laat ik maar zeggen ‘met-je-armen-wijdbeens’. Het paard werd aan de boom geknoopt. Tegenwoordig doen ze dat op een iets andere manier met een hond die overbodig is geworden, maar goed. Je moest in het buurtschap waar je was aangeland zoeken naar een herberg. Je bestelde bij de waard van de herberg een pul bier en vroeg en passant of hij onderdak voor de nacht had. Gelukkig bleek dit het geval te zijn. In deze herberg liepen ook de nodige dames rond met een decolleté waar de rondingen praktisch uitvielen. De waard vroeg beleefd of je zin had in nog een bier en een warm bed. Je bent tenslotte alleen. Na de nacht duwde je je hoofd in een drinkbak die buiten stond. Met dit koude water waste je lekker je gezicht. Er werd bij de waard afgerekend en je vervolgde je weg weer richting het zuiden. Onderweg werd op een met gras begroeid weggetje je leven bedreigd door twee onverlaten welke beide vervaarlijk met een sabel in jouw richting zwaaiden. Gelukkig had je veel ervaring in het zwaardvechten en werden deze schurken met een paar wel geplaatste steken dood achtergelaten samen met wat andere stukken afval. Na ongeveer vijftig kilometer voelde je je rug en je achterwerk aardig branden van de inmiddels ongemakkelijke houding in het zadel. Wederom werd er een herberg aangedaan. Opnieuw was er gelukkig weer plaats. Wederom was het bed warm, niet door de elektrische deken, maar door een vrouwen lichaam. Haar naam wist je nog niet. Toch maar even vragen, dat was wel zo netjes. Ach, ze bleek nog maar zeventien te zijn. Lekker jong en fris dus. Tegenwoordig word je voor de gedachte alleen al opgepakt en vastgezet. De volgende dag in de vroege ochtenduren sprong je even in de sloot om je eens goed te wassen. Eenmaal aangekleed nam je het gekochte stuk brood en at je dit in het zadel samen met het restant van het geroosterde konijn welke je gisteren met een strik gevangen had. Gelukkig nog maar 1260 kilometer, ongeveer 31 dagen rijden, het schoot al op!

Na 30 dagen bereikte je de streek waar je uitgenodigd was voor de jacht. Langs het zandpad stond een enorme muur met daar achter een grote hoeveelheid wijnranken. Rustig dirigeerde je het paard richting het in de verte zichtbare huis. Even later rende een vrouw gillend tussen de wijnranken door richting het huis. Je riep nog: ”Deerne, waarom schreit gij?” Wel beeld, maar geen geluid zal ik maar zeggen. Geen antwoord. Halverwege het pad kwam een man met een zwartkruit geweer naar je toe. Het geweer werd op je gericht en de man zei: ”Bonsoir. Comment vous appeler? Ou est votre compagnon de voyage?” (Goedenavond. Hoe heet u? Waar is uw medereiziger?). Maar ja, je verstond geen woord van wat die man zegt. Gelukkig wist je de man te overtuigen dat je geen kwaad in de zin had en mocht je in het hooi blijven slapen… samen met de vrouw die eerst gillend voor je weg rende. Hè,… heerlijke ‘vakantie’. Na twee weken besloot je weer terug te gaan naar Den Nederlanden, een reis van 31 dagen met de nodige gevaren. Als je na 74 dagen weer op het kantoor van de schout terugkeerde zag je dat er iemand anders achter jouw katheder stond. Vreemd, je bent tenslotte maar twee weken in Frankrijk geweest om een weekend te jagen. En even een fax versturen ging toen nog niet!

Hoe zou dat eigenlijk geweest zijn in de prehistorie? Dan gromde je naar je vrouw die boven een houtvuur in de grot een holenbeer aan het roosteren was? Dan gromde je twee keer en dan kreeg je een bordje warme holenbeer of zo iets?

Komkommertijd of vakantieperiode

De Tour-de-France is voorbij. Voor mijn gevoel dreig ik nu in een gapend gat te vallen, ik luisterde of keek elke dag. Boeiend vind ik de etappes, de omgeving waar gefietst wordt, maar bovenal de uitspraken van de commentatoren Maarten Ducrot en Herbert Dijkstra. De betekenissen ontgaan mij in ieder geval vrij vaak. Ik noem er maar even een paar voor de beeldvorming:

  • ‘Bij kilometer 9 zal hij alle duivels los moeten laten’;
  • ‘Hij heeft zijn benen weer gevonden’;
  • ‘Hij heeft zijn 2e leven gevonden’;
  • ‘Hij is de meubelen aan het redden’;
  • ‘Hij zit nu echt te preluderen’;
  • ‘Hij heeft de kussens wel opgeschud’;
  • ‘Die gast rijdt met zijn platte bek in een bontjas’;
  • ‘Hij rijdt in de chasse-patat’;
  • ‘Het peloton begint nu te vibreren’;
  • ‘Ze gaan nu uitbollen’;
  • ‘Ze zijn nogal druistig gestart’;
  • ‘Hij snokt nog 1 keer’;
  • ‘Hij zit achterstevoren op de fiets’;
  • ‘Ze zetten het even op de kant’.

Zomaar wat uitspraken waardoor het voor mij extra levendig werd. Nu is het weer komkommertijd. Ik merk dat als ik bedrijven bel en de contactpersonen zijn met vakantie of kunnen niets afspreken omdat collega’s met vakantie zijn. Ik merk het ook in de straat; caravans nog net niet in rijtjes geparkeerd van buren die met vakantie gaan. Bij de een staat de caravan een maand lang voor de deur met een groot verlengsnoer richting caravan, de ander haalt de caravan en is de volgende dag vertrokken. Weer bij andere buren zie ik dat de dakkoffer op de auto gemonteerd wordt. Als je dan bedenkt dat zij over twee weken pas vertrekken dan snap ik de haast met het monteren van de dakkoffer niet. Van een buurman zag ik dat ie aanstalten maakte om te vertrekken. Gekleed in bermuda broek liepen man en vrouw om en in de caravan. Allerlei spullen werden naar de auto gedragen. Aan de spullen die in de auto en caravan verdwenen ziet het er naar uit dat ze 4 maanden wegblijven. Zelfs de boodschappen moeten mee; aardappelen, macaroni zie ik in een tas zitten. Dan zullen er op de plaats van bestemming vast geen supermarkten en overige winkels zijn. Ik schat zo in dat ze naar IJsland gaan met de caravan. Ik zie tenslotte ook allerlei drijfdingen die aan de binnenkant op strategische plaatsen van de auto worden  gepositioneerd. Och, voor de oversteek over water natuurlijk. Extreem survival-kamperen!

Ze gaan! De man koppelt de caravan vast aan de auto. Nee, ze gaan niet. Man en vrouw gaan weer naar binnen. Vanavond vertrekken ze waarschijnlijk. Ook niet! De volgende dag blijft de caravan achter de auto gekoppeld. Lijkt mij lastig als je nog even snel naar de winkel moet als die caravan er al achter hangt. En ook deze dag vertrekken ze niet. Dus al 2 dagen hangt de caravan er achter. Dan ineens verschijnt de man met opzetspiegels. Dit van die spiegels had ik kunnen weten, maar als je blij bent dat mensen weggaan ben ik niet zo’n kniesoor die let ik op die kleine details. Zo de spiegels zitten erop. En weer verdwijnen ze naar binnen. Een uur, twee uur blijft de deur gesloten. Maar dan verschijnen de kinderen, tieners ten tonele. Ze gaan in de voortuin op het bankje zitten. Elk moment zullen ze wel vertrekken denk ik. Maar nee hoor, pa en moe laten zich nog niet zien. Als ik na een uurtje of twee tijdens het maken van een kop koffie naar buiten kijk is de caravan er nog, maar zijn de kinderen weer weg. Pfff. Maar zonder ook maar enige waarschuwing of op een andere subtiele manier mij laten weten dat ze weggaan zijn ze ineens met auto en caravan verdwenen. Ben benieuwd of ze na het lange weekend nog terugkomen of dat het echt 4 maanden is dat ze wegblijven.

Verbouwen

Met de laatste kleine klusjes op mijn lijstje krijgt mijn jaren ’50-kantoor steeds meer de industriële uitstraling die ik voor ogen had. Het gevoel en de sfeer die mijn kantoor uitstraalt wanneer ik achter mijn bureau zit terwijl ik lekker aan het werk ben zijn perfect te noemen. Met regelmaat struinde ik internet af naar een olielamp, een industriële antieke fabriekslamp, een krukje, een oude radio of andere items om de sfeer nog beter te benadrukken. En natuurlijk ook was de gang naar een bouwmarkt noodzakelijk om het kantoor verder af te maken. Bij ons in de buurt is er in de buurt een echte mega-bouwmarkt. Het is er ook altijd druk. Het assortiment wat aangeboden wordt is er ook mega, zo ook het personeel. Echt veel personeel loopt er rond. Wel af en toe personeel dat, als ik er verantwoordelijk zou zijn, er toch iets anders bij zou lopen en zich anders zou gedragen. Achter een van de kassa’s zat een jonge vrouw, van top tot teen onder de tatoeages. Tot op haar hoofd aan toe. Natuurlijk zegt dit niets over haar kwaliteiten als caissière, maar het oog wil ook wat. Ook valt mij op dat ze bij haar polsen flink wat snijwond-littekens heeft. En ook dit zegt weer niks, maar ik verbond er toch ongemerkt een oordeel aan. Ik wandelde verder door naar de houtafdeling voor wat planken. Terwijl ik aan het zoeken was riep de natuur mij en moest ik een plas maken. Grote bouwmarkt, tja en dan ook druk bij de toiletten. Bij de damestoiletten stond zelfs een rij. Vlak voor mij liepen twee stevige bouwmarkt-medewerksters, ik schat beiden op 0,12 ton, richting de heren toiletten. De een stekeltjes, de broek half op de kont, de ander lang haar met aan de zijkant van het hoofd de boel kaal geschoren. Even kijken ze naar de rij bij de damestoiletten. Met een stem als ware zij degene die de Gauloise-sigarettenfabriek stevig sponsorde: “He Son, mij te druk ik ga even bij de heren”. “Prima Alie, ik ga met je mee!” Ik vind daar wat van. Mijn gedachten gaan dan met mij aan de haal. Ik stel mij dan dingen voor die er waarschijnlijk niet zijn, maar ik schrijf ze hier even.

Terwijl de dames richting heren toilet lopen verwachtte ik eigenlijk dat zij naar de wc-potten zouden gaan, maar beide dames liepen in een ruk naar de urinoirs. Beiden haalde een plastuit uit de kontzak. Met elk een hand bij de schaamstreek en een arm over de schaamschotten stonden ze te plassen. Ik hoorde het gesprek aan: “Ben je al klaar met het vullen van het rek met 1/2 duimse pijp?” “Nee joh Son, ik heb een breuk in mijn schaamlip. Ja joh, opgelopen bij het stapelen van die zakken betonmortel”. Sonja keek de man naast haar urinoir aan en bitst hem toe: “He lul, hou je eigen plastuit vast ja!” En ze vervolgde haar gesprek met Alie: “Ja joh, hij blijft openhangen en trekt wat naar rechts.”

Ik vraag mij dan ook af of zij na einde werktijd hun bezem starten om naar huis te gaan of dat zij zich zouden omkleden volledig in het zwart.

Als geluk tastbaar is

29 graden en volop zon. Geen zuchtje wind en de vooruitzichten zijn veelbelovend.

Als God in Frankrijk. Wie kent dit spreekwoord niet? Voor een ander zal er wellicht een ander land kunnen staan, bij mij is dat echt Frankrijk. Laatst mochten we weer een week genieten van de heerlijkheden van dit land. Zon, ruimte, rust, kaasjes, worsten, culinaire hoogtepunten.

Met enige regelmaat verblijven we in Frankrijk in een Troglodyte, een grotwoning, in La Bournee, een buurtschap in de buurt van Saumur. Uitgehouwen zandsteen onder het maaiveld. De rivier de Loire dicht in de buurt. Jachtvelden om de hoek.

Voor de opening is dan een nette voorgevel gemetseld, natuurlijk van zandsteen. Op het dak (het maaiveld) de normale begroeiing, in dit geval een leuke tuin. De honden kunnen lekker rennen in de tuin op het niveau van de woning. Vogels van allerlei pluimage fluiten alsof hun leven ervan afhangt. Een gekrakeel van vogelgeluiden, heerlijk. Voor de rest niets, geen bijgeluiden uitsluitend vogels. Met regelmaat zie je een hagedis of een slang langs de wanden van de uitgraving een nog beter plekje zoeken om op te warmen in de zon.

We besluiten naar Tours te gaan met een tussenstop in Montsoreau. Even een ontbijtje met koffie en een croissant op een terras, maar vanwege de drukte zat dat er niet in. Iedere 2e zondag van de maand is er antiekmarkt. Eentje waarvan de kwaliteit en de diversiteit aan spullen tot buiten de landsgrenzen bekent zijn. Langzaam schuifelden we van kraam naar kraam. Wat mij het meest intrigeerde was een kraam met gesmeden sloten en sleutels van wel zeer oude deuren. En, alles nog goed werkend. Even twijfelde ik om zo’n slot mee te nemen voor bijvoorbeeld onze tuindeur of zo. Maar ja, veel te groot, te robuust. Nadat we echt alles gezien hadden liepen we op ons dooie akkertje naar de auto om onze weg te vervolgen naar Tours.

Tours, zo’n gezellige stad met een oud en een nieuw centrum. Ik ben meer voor dat oude centrum met zijn vakwerk huizen. Het lijken wel huizen en winkels uit een attractiepark. Ik geniet. Winkeltjes met outdoor spullen, winkels met wijn, met ambachtelijke nougat, een winkel van een couturier waar echt alle kleding nog maatwerk is, een snoepwinkel. Ik kwijl nog net niet.

Wandelen maakt dorstig! Als we op het centrale plein van het oude centrum komen omarmen de terrassen elkaar. Een ruim aanbod; restaurantjes, bistro’s, cafeetjes. We besluiten het er even van te nemen met een glaasje wit en een Frans biertje, die ijskoud is. Ik realiseer mij dat in dit geval geluk tastbaar is. Even helemaal niets moeten, nergens aan hoeven denken of ergens mee rekening moeten houden en dan mensen kijken genietend van een koud biertje. Proost!

DSCN1868

antiekmarkt van Montsoreau

Functioneel lanterfanten

Na een lange periode van keihard werken geconfronteerd worden met stotteren, niet kunnen praten en een gevoel van onmacht neem ik nu het heft weer in eigen hand. Tijdens de feestdagen had ik soms tijd om van binnenuit te reflecteren. Gewoon mezelf afvragen waar ik stond, wat mijn doel is en welke stappen ik zou nemen om dat doel of die doelen te bereiken. Een van de dingen was mij heel duidelijk, afvallen hoorde bij een van die doelen. Een tweede doel was, net als wat ik vroeger deed, functioneel lanterfanten. Functioneel lanterfanten klinkt negatief maar is dat zeer zeker niet. Standaard had ik altijd een dag in de maand waarbij ik een ‘Tour de coffee’ deed. Een dag per maand waarbij ik een afspraak maakte met klanten, voormalige klanten en potentiële klanten. Niet om werk binnen te halen, maar gewoon een praatje pot, gewoon eens informeren hoe het met de mens achter de functie gaat. Hoe is het met zijn/haar dochter? ‘Zij speelt toch op redelijk hoog niveau hockey?’ ‘Hoe gaat het met je paard? En hoe gaat het met de dressuurwedstrijden?’ Gewoon interesse hebben in deze mensen. Met regelmaat sprak ik met deze mensen af in mijn buitenkantoor. Als de mensen dan op de opgegeven straatnaam aankwamen waren ze soms best wel verbaasd dat ik hen uitnodigde om met mij een boswandeling te maken. Ik merkte dat ik op zo’n dag volop inspiratie kreeg en andere dingen ondernam, zoals naar het Alblasserbos gaan naast Natuur- en Vogelwacht. Daar wandelde ik dan door het bos en langs de velden. Kop in de wind, stom voor mij uit kijken en het hoofd leegmaken van het negatieve en inspiratie toelaten en afsluiten met een kop koffie bij de Natuur- en Vogelwacht. Het laatste jaar deed ik dat niet meer vanwege de grote hoeveelheid werk. Nu merk ik dat ik zo’n dag nodig heb om weer even te ‘zekeren’, ‘te aarden’. Vandaag is zo’n dag; pure noodzaak. Functioneel lanterfanten. Ja, ik weet het; vandaag had ik de boekhouding moeten afronden. Dit moet maar even een paar dagen wachten. Ik ben kapot. Vanmorgen wezen sporten met Frits. Ik zit echt helemaal stuk. Deze dag heb ik gewoon voor mijzelf nodig!

Het mooie is dat tijdens de feestdagen dit veranderen al door mijn hoofd speelde en net voor oud en nieuw kreeg ik een App van Frits, eigenaar van EasyFit Drunen. Het begon met ‘Genoeg geluld’. Even later volgde: ‘Kom zaterdag sporten. Nina, de voedingsdeskundige, neemt je onder haar hoede. Op dinsdag sporten we samen. Je sport dan 2x per week. Jij gaat vanzelf afvallen’. De toon was gezet en die kans greep ik met beide handen aan. Ik verander een groot deel van mijn levensstijl; gezond eten, aandacht voor mezelf als dat nodig is, aandacht voor mijn gezin en mijn kleindochters Lara en Romy, aandacht voor anderen als ik mij daar zelf goed bij voel en gezonde aandacht voor mijn opdrachten en opdrachtgevers.

Functioneel lanterfanten betekent ook mijn gedachten weer van mij afschrijven, vaker dan ik de laatste tijd deed. Tijd maken voor rustmomenten en bezinning. Mezelf afvragen wat mensen bedoelen met ‘het normale leven is weer begonnen’; als je hen in het nieuwe jaar spreekt. Wat is normaal? Of eigenlijk wat vind ik normaal?

Functioneel lanterfanten betekent voor mij ook: tijd maken voor het schrijven van een blog en het schrijven van een nieuwsbrief. Dat moet niet even snel-snel, daarvoor moet ik gedegen de juiste woorden en zinnen vinden. Ik ga nu weer verder met functioneel lanterfanten.

Overdenking

Door werk en drukte had ik al een tijd de kerk niet bezocht. Op de zondagochtend geef zweethondentrainingen. Een groot gedeelte van de deelnemers is jager, Bijzonder Opsporings Ambtenaar of voorjager. Door de weeks hebben deze mensen geen tijd omdat zij hun werk hebben, zaterdags is het meestal schadebestrijding of jagen, dan blijft de zondag over. En aangezien de hondentrainingen een deel van mijn inkomen is zit een kerkbezoek er dan niet voor mij in.

Zoals gezegd al een tijd niet meer naar de kerk geweest en nu in een periode met ingeplande rust vond ik weer tijd om te gaan. Als ik ga ben ik altijd ruim op tijd. Gewoon zitten in die bank en bezinnen op wat er was en wat er komen gaat. Ongemerkt hoor ik de conversatie van twee oudere heren achter mij. Ik schat ze dik in de zeventig. “He broeder, daar. Kijk dan. Die jurk!” “Waar, daar rechts opzij?” “Nee joh, links. Daar links in het midden.” Doordat er meerdere mensen de kerk betraden, zowel echtparen, alleenstaande mannen als alleenstaande vrouwen kon ik niet uit hun informatie opmaken op wie zij doelden. Grappig vind ik dat. Er wordt nog steeds naar vrouwen gekeken. Al begreep ik niet of ze de vrouw leuk vonden of dat ze de jurk afgrijselijk vonden. Ik hoor het geroezemoes van pratende mensen. Mijn gedachten glijden weg en maakt plaats voor die mooie herinneringen.

In gedachten verzonken denk ik aan mijn verblijven in de verschillende jachtvelden die ik met enige regelmaat mag bezoeken. In deze verschillende gebieden zie ik Gods wonderen als ik nog midden in de nacht de bossen en velden betreed of als ik ’s avond wanneer het aarde donker is geworden de bossen en velden weer verlaat en huiswaarts keer of richting hotel rijd. Wilde zwijnen horen en zien in de schemer, reeen en vossen zien of horen terwijl anderen achter de televisie wachten tot het tijd is om naar bed te gaan betreed ik mijn kansel of aanzitladder en zie de wonderen voorbij lopen. Vuurvliegjes lichten op in het donker. Als kleine lantaarntjes bewegen ze voor mij in de lucht. Een sterrenhemel zo vol,  prachtig om te zien. En daar zit je dan. In het donker. Langzaam wennen je ogen aan het maanlicht. Er is gekwetter. Het koren beweegt. Er is duidelijk leven in het koren. Even laten ze zich zien, de spelende dassen. Ik zie ze spelen door de kijker van mijn geweer. Afschieten was de opdracht vanwege de schade aan de fauna die ze aanbrengen, maar ik laat ze. Dit is te mooi om het leven te nemen. In de verte hoor ik in het donker de zwijnen gillen. Een paar hebben duidelijk ruzie. Zien doe ik ze niet. Geeft niet, hen horen is ook al een genot. Nee, ik bezoek niet frequent de kerk, maar ik denk dat ik dichter bij God ben als menig kerkganger die voor in de kerk de liederen meezingen. Ik zing de liederen met mijn hart, daar hoog op een aanzitladder turend over het landschap: ‘Tel je zegeningen een voor een. Tel ze allen en vergeet er geen….’

In gedachten verzonken werd ik op mijn schouder getikt. Dominee Piet die even een praatje kwam maken. “Jan, wat leuk je weer te zien. Ik heb het idee dat ik je al een hele tijd echt ken. Maar ha, komt door Facebook hoor”; zegt hij. “Ik lees regelmatig je verhalen en je posts op Facebook.” Een goeie vent die Piet, hij gaat echt met zijn tijd mee. Hij heeft een Facebook-account en bereikt zo mensen die niet regelmatig de kerk bezoeken, en daar reken ik mijzelf ook onder. Piet is een dominee die bij Cookers, een eetgelegenheid, zit en met soms wildvreemde mensen of mensen die dat nodig hebben een praatje maakt of een bemoedigd woord spreekt. En hij betaalt dan de koffie of thee. In de dienst welke als thema Vriendschap had liet hij via de beamer ook een nummer van Thé Lau zien en horen. Dat nummer was vlak voor de dood van Thé Lau gemaakt. Een eenvoudig maar indringend nummer, als je tenminste de woorden begrijpt. Soms leidt Piet een dienst die in het teken staat van een artiest als Johnny Cash of U2. Bijzonder toch? Altijd met veel overgave en schijnbaar zonder dat het hem moeite kost weet hij mij te boeien. Zo ook nu. Bedankt Piet!

Plant controller en SOA-ontwikkelaar

Ook zo iets die verwarring over een beroepsnaam. Dan ben je plant controller, maar wat doe je dan? “Is dat ook een beroep, iemand die planten controleert?”; kreeg ik als vraag. Ik legde thuis uit dat je dan vestigings cijferneuker bent. “Huh?”; kreeg ik als reactie. Dan ben je verantwoordelijk voor de financien van een vestiging. Toch een vragende grimas op het gezicht. “Oh dat, waarom noemen ze dat dan niet gewoon boekhouder?” Nou, ik heb ook geen idee eerlijk gezegd.

Zo zijn er meer benamingen die om enige uitleg vragen. Voor mijn onderneming ben ik veel op internet actief. Zowel via social media mijn onderneming profileren, als ook in den lijve op zoek naar potentiële klanten en werk  bij netwerkbijeenkomsten. Wat je dan af en toe op internet tegenkomt blijft mij verbazen. Zo ook weer deze: een vacature voor SOA-ontwikkelaar. Ik krijg daar direct rare gedachten bij zodra ik dat lees. Ik stel mij dan voor dat je bij een bedrijf wordt aangenomen met de mededeling ‘direct contact te leggen met een straatprostituee, haar eens flink van jetje te geven en te wachten hoe een en ander zich ontwikkelt’. Nader onderzoek met behulp van Google leert dat het in werkelijkheid gaat om een ‘service-oriented architecture (soa)’, ICT dus. Iets héél anders.

En zo realiseer ik mij dat sommige betekenissen van woorden ook de nodige verwarring kunnen veroorzaken. Wat voorbeelden? Wat dacht je van houtduiven? Een houtduif is een vogelsoort, niet te verwarren met een kleiduif. Of als we het hebben over een kleinwildjager bedoelen we niet dat de jager een klein persoon is, maar iemand die jaagt op kleinwild zoals konijnen, eenden, fazanten enzovoort. Een grofwildjager is iemand die jaagt op grote hoefdieren zoals reeen, herten en wilde zwijnen. Beslist niet te verwarren met een rokkenjager. Soms is de klemtoon hoe iets gezegd wordt al wenkbrauwfronsend. Wat denk je van deze: “He joh, blijf van mijn Pilaf”. Volgens mij heb je dan ook wat uit te leggen.

Laatst haalde een conducteur diep adem en blies hard op de fluit ten teken dat de trein kan vertrekken. De schrille toon schalde over het perron. Zei een mevrouw: “O meneer, wat heeft u een harde fluit.” De conducteur werd lichtelijk rood.

Daar zit ik ook ineens aan te denken: iedereen wenst elkaar ‘Prettige kerstdagen’ of ‘Prettige Pasen’, maar wat moet je ervan denken als iemand jou ‘Prettige hemelvaart’ toewenst.

Nog zo een. Een zwarte doos is iets waarop de vluchtgegevens van een vliegtuig opgeslagen worden. Hier wordt dus niet de vagina van een donkere vrouw bedoeld.

Als een leuke vrouw twee leuke karakters heeft wordt er door mannen niet bedoeld dat de vrouw schizofreen is, maar… moet ik dat ook uitleggen?

Gevulde hertenreet met verstopte zwanenhals met een mandoline gesneden op een bedje van biet. Dat op de kaart zien staan in een restaurant. Nee, dat klinkt echt raar. Ik moet niet zo veel nadenken.

Een kort blogje om dankzij #HappyStress

Het jaar is nog maar een paar weken oud maar toch heb ik al een frisse start gemaakt. Een prachtige opdracht met mijn bedrijf B-On-The-Move, mooie workshops met zweethonden en wild bereiden en een vliegende start met #HappyStress (de samenwerking met LopendStilstaan).

#HappyStress, zo heerlijk out-of-the-box-denken en werken. Laten zien dat het roer echt om kan. Dat als je echt durft er een positieve verandering kan plaatsvinden. Kreten als trigger bedenken voor de Facebook-pagina en voor de website. Maar als je verder doordenkt worden de ideeen wel heel anders.

Gewoon lekker ‘anders’ zijn. Dan ben je niet ergens voor, maar gewoon overal tegen. Bijvoorbeeld met een zwembroek kopen. En dan zo eentje kopen zoals Dries Roelvink, zo’n gele. Mooi geel is niet lelijk. Je moet weten; ik ben niet eng, alleen als ik mijn zwembroek aan heb. Of gewoon bij de bakker een brood kopen en zeggen dat je het brood te duur vindt en hij iets aan de prijs moet doen. En als hij dat dan heeft gedaan zeggen dat hij de factuur naar mij op kan sturen en de factuur binnen de gestelde dertig dagen zal betalen.

Gewoon eens tegen iemand zeggen dat hij met een biels niet lelijker geslagen kan worden. Waarom? Omdat je ineens heel eerlijk bent.

Tot zo ver niet erg. Maar als onzekere types die ik tegen kom beginnen te praten… Tijdens een netwerkbijeenkomst begint een man spontaan over zijn producten te praten. Producten die goed zijn voor de gezondheid. Het product is goed voor hamertenen. Je gaat er beter door zien. Het is goed voor een doorbloede lever. Het is goed voor de stoelgang. Het is goed voor migraine, of juist tegen. Het is een perfect middel voor zenuwpezen. Het middel helpt ook tegen vervelende schoonmoeders. Het houdt katten uit de tuin. Het ideale product. Maar waar het echt goed voor is: afvallen. Ik kijk de man strak aan en frons een wenkbrauw, voor de rest niets. De man wordt rood in het gelaat en maakt duizend excuses, dat hij het zo niet bedoelde. Ik zeg nog steeds niets, kennelijk zegt mijn gelaatsuitdrukking voldoende. De man druipt langzaam af. Hels word ik van die types, maar ik zeg niks.

Een volle slagerij binnen wandelen en direct je bestelling doen. En zodra een van de mensen tegen je zegt dat hij/zij ook op de beurt staat te wachten verbaast reageren “Oh, ik dacht dat ik al aan de beurt was”.

Bij een wapencontrole voor jachtwapens de politiemensen begroeten met een kogelbuks al in de hand en op hen gericht en zeggen: “Mannen, jullie zijn er. Ik verwachtte jullie al. Kom heel snel verder. Nou, kom op!” Ik zou de gezichten weleens willen zien.

Of bij een groen verkeerslicht even wachten en zodra die op rood springt met gierende banden doorrijden. Heerlijk lijkt mij dat.

Lijkt mij ook fantastisch om eens een fles WC-eend cadeau te doen en aan te geven “Nou jongen, proost, dat ie je mag smaken”. Dit als reactie op een gekregen flesje wijn.

Lekker naar een verjaardag gaan van je kleinzoon met een doos die je net hebt volgescheten en ingepakt. En dan, als de verrassing wordt uitgepakt zeggen: “Huh, een bolus,…. van opa? Ik dacht dat ik een doos Lego had ingepakt. Wat heb ik dan doorgespoeld? Tja, opa wordt wel heel vergeetachtig hè?” En dan al die gezichten zien, lijkt mij heerlijk out-of-the-box!

#HappyStress